Daarom nu het trieste verhaal over de onderduikers Sjoerd Stoker en René Bol. (In de volgende Raaptepper meer over de verzetsman Jelle Boersma)
Op 17 september 1944 gingen 30.000 spoorwegarbeiders, na een oproep van de Nederlandse regering "in ballingschap", in staking. Hiermee hoopte men een einde te maken aan het vervoer van oorlogsmateriaal en om de deportatie van gevangenen naar werkkampen en concentratiekampen te voorkomen. De Duitse bezetters waren woest, en dreigden de stakers op te pakken en te straffen. Het gevolg was dat de stakende spoorwegmensen massaal gingen onderduiken. Zo ook de twee Rotterdamse vrienden, die daar bij de spoorwegen werkten, Sjoerd Stoker, geboren op 26 febr.1920 te Wijhe (O), en Ren Bol geboren op )+ sept. 1921 te Rotterdam. De twee mannen kregen in Katlijk onderdak bij Reitze Hoekstra en zijn vrouw Minke Hoekstra - Stoker, - een oom en tante van Sjoerd - die woonden in een boerderij aan de Breedsingel, genaamd "De Kaasstolp" en dachten daar een veilige plek te hebben. Ze voelden zich niet alleen veilig, maar ze voelden zich er ook thuis, hielpen op de boerderij, deden mee aan het verenigingsleven in het dorp en gingen trouw naar de kerk.
Daar waar anderen zich op hun onderduikerplekken echt schuilhielden en zich niet lieten zien, leefden de twee jonge mannen een bijna onbezorgd leven. Te onbezorgd zou later blijken, want op een dag, tijdens het eten, ontwaarde Reitze Hoekstra mannen van de Duitse Politie (Grüne Polizei), die van alle kanten de boerderij naderden. Snel zochten Sjoerd en René hun schuilplek in de boerderij op, maar de etensborden op tafel verraden dat er meerdere personen aanwezig waren. De door de Duitsers meegebrachte speurhonden hadden de twee onderduikers dan ook al snel te pakken. In het tumult was het Reitze gelukt om de bossen in te vluchten, om zich ergens in het dorp te verstoppen. Met hun speurhonden werd door de Duitsers nog de achtervolging ingezet, maar zonder resultaat. Hier waren ze z—ó kwaad over, dat ze Reitze zijn vrouw Minke het pistool op haar hoofd hebben gezet. Ze moest maar vertellen waar haar man was, wat zij natuurlijk niet wist.
De opgepakte onderduikers moesten overgebracht worden naar Wolvega, de standplaats van de Duitse Politie. Omdat de Duitsers op de fiets waren gekomen, kreeg de 16-jarige dochter Jantsje en de 18-jarige zoon Sjoerd van Reitze en Minke de opdracht de twee onderduikers met paard en wagen naar Wolvega te brengen. Daar aangekomen bleek er geen plaats meer voor hen te zijn, en moesten ze naar Crackstate, de gevangenis in Heerenveen gebracht worden. Zoon Sjoerd moest echter als gijzelaar in Wolvega achterblijven, en zou vrijgelaten worden als zijn vader Reitze zich zou melden, die dit op aanraden van dorpsgenoten niet heeft gedaan. Omdat Sjoerd moest achterblijven, werd Jantsje gedwongen om met de gevangenen naar Heerenveen te rijden.
Op de terugreis naar Katlijk - het was intussen al laat en donker - werd Jantsje ook nog door een Nederlandse politieagent aangehouden.
De Kaasstolp aan de Breedsingel |
In de nacht van 19 op 20 november pleegde de ondergrondse een aanslag op de spoorlijn tussen Akkrum en Heerenveen ter hoogte van Stobbegat (Vegelingsoord) door springstof bij de rails te plaatsen, dit om een trein met V-1 raketten te laten ontsporen.
Als represaille werden Sjoerd en René - omdat ze stakende spoorwegmannen waren - in opdracht van de beruchte SD’er Kronberger uit de gevangenis gehaald en door vier man per auto naar de plek gebracht, waar de sabotage aan het spoor had plaatsgevonden. Daar kregen de twee jonge onschuldige mannen nog de tijd om te bidden, waarna ze door kogels afgevuurd uit automatische wapens werden gedood. Met een bord om de hals met het opschrift "wij zijn stakers" werden ze achtergelaten.
De SD. gaf de gemeentepolitie van Heerenveen opdracht om de lichamen te bergen. Uit het door de gemeentepolitie opgemaakte proces verbaal, het volgende :
In verband met vorenstaande mededeeling hebben wij ons naar de opgegeven plaats begeven en vonden daar twee lijken van manspersonen die op verschillende plaatsen aan hoofd en schouder schotwonden hadden. Beide personen zijn ter plekke gekist en per lorry en wagen overgebracht naar het lijkenhuis op de algemene begraafplaats te Heerenveen.
Daar zijn ook de lichamen geïdentificeerd door Minke Hoekstra en buurman Douwe Trinks, waarbij het beiden opviel dat René voor die tijd een baard droeg en nu gladgeschoren was. De stoffelijke overschotten zijn door de bode van de begrafenisvereniging in Katlijk opgehaald en werden opgebaard in de boerderij van de fam. Hoekstra, vanwaar ze zijn begraven op het kerkhof in Katlijk